Twee bezitbare schoonheden (Marcel Proust 6)

jacques-emile-blanche-marcel-proust

Deze tekst is een voorbeeld waarom het nu echt moet lukken om een tweetal vrouwen te veroveren. Een illusie die werkelijkheid [in een dagdroom] wordt…

‘Nu Saint-Loup me over een jong meisje van hoge geboorte dat in een rendezvoushuis kwam en over de kamenier van de Baronne Putbus had verteld, waren het die beiden in wie, en bloc, alle verlangens waren vervat die mij dagelijks werden ingegeven door zovele schoonheden van tweeërlei klasse, enerzijds de volkse en prachtige, majestueuze kamermeisjes van de grote huizen, die ‘wij’ zeiden als ze over hertoginnen spraken, anderzijds de jonge meisjes van wie ik soms, zelfs zonder hen te hebben zien voorbijrijden of -lopen, de naam maar hoefde te lezen in het krantenverslag van een bal om verliefd te worden en om, na zorgvuldig in de kastelenalmanak te hebben opgezocht waar zij de zomer doorbrachten (vaak op een dwaalspoor geleid door een gelijkluidende naam), ervan te dromen, beurtelings, dat ik op de laagvlakten van het Westen, in de duinen van het Noorden of in de pijnbossen van het Zuiden ging wonen. Maar of ik ook alle meest aanvallige vleselijke materie ineen liet smelten om er, naar het ideaal dat Saint-Loup had geschetst, het lichte meisje en de kamenier van Mme Putbus uit samen te stellen, er ontbrak aan mijn twee bezitbare schoonheden wat me verborgen zou blijven zolang ik hen niet had gezien: een individueel kenmerk. Ik zou me vergeefs moe peinzen in mijn pogingen me voor te stellen, gedurende de maanden dat mijn begeerte veeleer naar jonge meisjes uitging, hoe en wie degene was over wie Saint-Loup me had verteld, en hoe en wie, in de maanden dat ik een kamenier zou hebben verkozen, die van Mme Putbus was. Maar welk een rust, na onophoudelijk te zijn geplaagd door mijn ongedurig verlangen naar zoveel vluchtige wezens die ik vaak niet eens van naam kende, die in ieder geval zo moeilijk terug te vinden, moeilijker nog te kennen waren, onmogelijk te veroveren misschien, om uit al die verspreide, vluchtige, anonieme schoonheid twee fraaie specimina te hebben afgezonderd, geëtiketteerd en wel, waarvan ik tenminste zeker wist dat ik ze mezelf kon bezorgen wanneer ik maar wilde! Ik verschoof het tijdstip om me aan dat tweevoudige genoegen te zetten, zoals je je werk uitstelt, maar de zekerheid het te zullen smaken wanneer ik maar wilde onthief me er haast van het ook te doen, zoals je slaappillen alleen maar bij de hand hoeft te hebben om zonder ze te nemen te kunnen inslapen. Ik begeerde op de hele wereld nog maar twee vrouwen, bij wie het me weliswaar niet lukte me een gezicht voor te stellen, maar van wie Saint-Loup me de naam had leren kennen en de inschikkelijkheid had gegarandeerd. Vandaar dat hij, hoeveel werk hij met zijn uitspraken van die avond mijn fantasie ook had gegeven, mijn wil daarentegen een merkbare ontspanning, een duurzame verpozing had bezorgd.’

Over Bram Zoon

Bram Zoon komt uit een gezin van zeven jongens en een meisje. Hij studeerde bedrijfs- en organisatiekunde in Rotterdam (EUR) en Utrecht (Master of Management Change). In december 2010 debuteerde Zoon met Gloed van Liefde, een egodocument. Twee jaar later volgden Egbert Reitsma: architect en kunstschilder en Hemelsplein, een novelle over de zoektocht naar waarheid van econoom Jacob Walbeek. Maart 2014 verscheen De rots van Calpe, waarvan nog datzelfde jaar een tweede druk verscheen. In datzelfde jaar werd Glow of Love bij America Star Books gepubliceerd. In juni 2015 kwam De illusie van de zelfbepaling uit, een bundeling van filosofische essays; prof. dr. Frans Jacobs schreef het voorwoord. Onlangs (september, 2018) kwam de novelle Villa Minerva - Kroniek van een dagboekschrijver, uit bij Brave New Books. Maart 2020 verscheen het essay Kabinet van Heidegger.