Jacob en Lea gingen naar het Picasso Museum in Málaga. Nu was er de mogelijkheid om zijn werk in levenden lijve zien. Bij aankomst troffen ze een ware kunsttempel aan. Het was één groot eerbetoon aan misschien wel de grootste kunstenaar van de 20e eeuw. Heel zijn leven had Picasso net als veel andere kunstenaars vrouwen geschilderd…
Onder streng toeziend oog van bewakers slenterden ze door de zalen en probeerden de collectie een beetje op zich in te laten werken.
Walbeek vroeg zich af hoe Picasso van een figuratieve op een kubistische stijl was overgegaan. Hoe zou hij dat voor elkaar hebben gekregen, had hij een lange en pijnlijke ontwikkelingsweg doorlopen, veel durf moeten opbrengen, twijfels gekend, tegenstand van de gevestigde orde over zich heen gekregen toen hij met zijn eerste creaties voor de dag kwam, waren er perioden van wanhoop geweest, inzinkingen die hij tergend alleen, in eenzaamheid, moest overwinnen?
Welke gebeurtenissen of mensen hadden hem op beslissende wijze beïnvloed? Vrouwen misschien, welke, hadden die hem liefgehad, gekrenkt, verraden, gehaat, of op handen gedragen, heimelijk of in alle openheid. Kon het geheel of gedeeltelijk worden uitgesloten dat hij al die vrouwen, één voor één, aan zijn laars had gelapt, na iedere scheiding tot ‘de orde van de dag’ was overgegaan, omdat hij alleen maar bezeten was van iets anders, van één ding, van zijn scheppende werk?
Of zou Picasso’s kubisme zomaar als een openbaring, als een meesterlijk toeval aan zijn brein en handen zijn ontsnapt? Had Walbeek als dit het geval mocht zijn niet zijn eigen twijfels plompverloren op de kunstenaar geprojecteerd, aan jezelf ‘ontsnappen’ was niet zo simpel, dat realiseerde Jacob zich maar al te goed, onvermengd kijken naar de werkelijkheid was een verre van eenvoudige opgave.
Walbeek had het niet zo op dat kubisme, het deed hem altijd wat intellectualistisch aan. Hij moest altijd iets in zichzelf overwinnen voordat zijn fascinatie voor dit werk op gang kwam. Als hij dit stadium was gepasseerd voelde hij een grote bewondering voor de wijze waarop Picasso zijn olijfgroene pasteltinten tentoonspreidde.
Hij vermoedde dat Picasso een grote innerlijke drijfveer had gehad om de visuele indruk van voorwerpen te vervangen door een meer verstandelijke weergave van objecten en landschappen.
Iedere keer weer opnieuw beginnen, al het oude, het verworvene loslaten. Stil worden. Overtollige ballast overboord zetten. De leegte zoeken, stil staan, wachten op een nieuwe ingeving. Anders kijken. Prutsen. Uitproberen. Schaven aan de techniek. Iedere keer maar weer. Onophoudelijk. Opeens zag Jacob het. In Picasso’s hele leven had, in plaats van eenheid van stijl en volmaaktheid, ‘lenigheid van geest’ gedomineerd. Alle perioden uit Picasso’s lange leven waren overgangsfasen geweest. Op het eind van dat leven was hij ook nog abstract gaan werken. Het kubisme was slechts een van de verschillende fasen in zijn leven geweest.‘Steeds als hij weer verliefd werd begon hij opnieuw,’ zei Lea tegen Jacob. Hij genoot van haar scherpe opmerkingsgave.
Ze liep voor hem uit. Ze had zo’n mooi zomerjurkje aan, met korte mouwtjes en de rok tot op de knie. Als je goed keek, kon je haar slipje net onder de fijne stof zien. Ze droeg van die stoere en toch elegante sandalen. De zon had haar al een beetje gebruind. Met haar armen over elkaar keek ze naar ‘BAÑISTA’ (1971). Hij ging achter haar staan en legde zijn handen nauwelijks voelbaar op haar schouders. Zo stonden ze daar enkele minuten, vol verbazing en verrukking over dit schitterende schilderij.
©Bram Zoon (2010)