Dit is een foto van meneer M. Lampusiak, hij is er niet meer, intussen overleden. Iemand die veel voor me heeft betekend. Ik herinner me nog goed onze eerste ontmoeting. Het was op een bewolkte regenachtige nazomermiddag. Door het beslagen winkelraam gebaart een man dat ik maar binnen moet komen. Hij draagt een donkere zware bril, heeft spierwit vlossig haar aan de zijkanten van zijn kale hoofd. Te midden van stapels en tot aan het plafon reikende boeken zit hij onverstoorbaar. Alleen zijn hoofd en schouders kan ik zien. Ik schat dat hij tegen de zestig loopt.
Met mijn hand en voet duw ik opnieuw tegen de deur, maar tevergeefs. Van het ene op het andere moment ben ik vastbesloten. Ik stoot met kracht de deur met mijn rechterschouder open. In een fractie van een seconde lig ik languit op een kokosmat die zich op de granietenvloer van zijn antiquariaat bevindt. Lampusiak moet om mijn binnenkomst onbedaarlijk en schuddebuikend lachen. Op de een of andere manier merk ik al snel dat ik ondanks mijn bijzondere entree welkom ben.
Later zal me duidelijk worden dat hij de wereld consequent in tweeën deelt: klanten die hij wel óf die hij niet moest, bellettrie óf filosofie en goed óf slecht.
Hij vertelde me alles over Arthur Schopenhauer. Dat hij niet veilig was gehecht aan zijn ouders, in het bijzonder zijn moeder. Over zijn moeizame relatie met vrouwen en met andere filosofen. Over ‘de wet van de toereikende grond’.
Ik was al wielrenner, nu wilde ik óók nog schrijver worden. Ze kunnen van alles over me zeggen, maar me ergens voor inzetten kan me niet ontzegd worden.
©Bram Zoon 2014