Onze onverschilligheid tegenover elkaar verpakken we in liefdevolheid. Dat doen we uit luiheid en onvermogen. We handelen zo om te voorkomen dat de achterliggende mythe wordt verstoord. Dan zouden we zelf wel eens in geding kunnen komen en met lege handen staan. Deze liefdevolheid verbergt onze leeghoofdigheid en pretenties.
Perioden van ziek-zijn zijn uitermate geschikt om een nieuw ‘uitgangspunt’ voor onszelf voor elkaar en om nieuwe tekst te ontwikkelen. Onder deze omstandigheden mogen we ons immers niet langer in slaap laten sussen. Onze nieuwe hoedanigheid doet een klemmend beroep op onszelf en onze energie. We zijn overgeleverd aan dit zelf en aan niets anders. Geld, status kunnen ons niet langer helpen. We kunnen niet meer op macht, invloed, onze grootspraak, terugvallen.
Zo’n nieuw uitgangspunt is niet zonder risico’s, we moeten niet alles afwijzen, of als ‘slecht’ wegzetten en het nieuwe vertrekpunt ophemelen. Dan vervallen we in nieuwe afhankelijkheden, die onze zicht op een wenkend perspectief direct wegnemen. Het zit niet in het enkelvoudige (het oude) maar in het meervoudige (het oude én het nieuwe, andere). Het verlangen om beschermd te worden naast het in geding zijn laten bestaan. Niet wegvluchten in het verhullende kiezen. Is dit ‘onrustige opnemen’ het nieuwe uitgangspunt? Willen we daar trouw aan zijn? Dat niet langer laten wegnemen, spankracht die hiervoor nodig is opbouwen, dat leren, uit- en vol te houden? En, uit welke grond komt dit verlangen voort? Welke stem spreekt hier, namens wat en wat wil zij ons zeggen?
@Bram Zoon (Hospital Quirón, Torrevieja, oktober 2017)