De herkomst van het Facebook citaat heb ik kunnen achterhalen. Het is afkomstig uit Tirade, jaargang 24 (nrs. 252-261)(1980). En wat ik al vermoede wordt meteen bewaarheid. We zien namelijk meteen dat het Facebook (zie ‘Het rijk van het zijn’ [1])citaat volledig uit zijn verband is gerukt. Tussen de laatste regel en de voorgaande tekst ontbreekt een belangrijk gedeelte, onder andere een aanhaling van Judith Hertzbergs ‘Ziekenbezoek’. [1] Verderop zal ik zelf iets laten zien wat een geheel ander licht werpt op deze tekst en wat gemakshalve is weggelaten.
Ik geef hierbij de link, de lezer kan dan – desgewenst – zelf zien hoe onbeholpen en is geciteerd: http://www.dbnl.org/tekst/_tiop r001198001_01/_tir001198001_01_0071.php
Waarom doet zo iemand dat, zó citeren? Ter meerdere eer en glorie van zichzelf, het snelle gewin? Is het uit domheid, onwetenheid? Waarom beschadigt diegene De Conincks gedachtegoed, diens toelichting en herneming? Heeft een dergelijke brute toe-eigening ook maar iets met ‘het rijk van het zijn’ van doen?
Wat blijkt namelijk, als we het Tirade artikel ‘Over de troost van pessimisme’ (nb!) lezen? Ik citeer:
Eigenlijk zeg ik dit achteraf. Als ik het toen gezegd had, was ik een goeie leraar geweest. Het was wat ik ongeveer had kunnen zeggen, had ik niet met de mond vol tanden gestaan. Hoe langer ik sindsdien echter over die vraag gedacht heb, hoe minder dom ik ze ging vinden, maar hoe onvollediger mijn antwoord erop.
Poëzie dient namelijk wèl ergens toe.
Het zou te gemakkelijk zijn, dat te bewijzen met voorbeelden van geëngageerde poëzie, Neruda, Brecht, Nicolas Guillèn: daar krijg je eventueel nog een bruikbare verontwaardiging van mee, een protest waar mee te werken valt. Net zoals religieuze poëzie, voor wie gelooft, nuttig kan zijn, omdat ze je nader brengt tot?
Het is verbluffend hoe kortzichtig en leeghoofdig men op Facebook aan de loop kan gaan met andermans spullen en bovendien een misplaatst beeld oproept van wat in dit geval De Coninck wilde zeggen.
© Bram Zoon (2018)
[1] ‘Ziekenbezoek’ van Judith Herzberg: