Jacob Walbeek gaat na zijn sportcarrière economie studeren. Hij klimt op tot hoofd van het Economisch Bureau in een grote, internationaal opererende zakenbank. Met behulp van econometrische modellen doet hij voorspellingen over hoe de rente zich zal ontwikkelen. Hij waant zich almachtig, totdat hij een mentale inzinking krijgt. Het veroorzaakt een stemming die zijn gevoelsleven verdooft en hem van zichzelf en de buitenwereld afsluit. Verklaren kan hij zijn situatie niet. Zijn intuïtie geeft hem vooralsnog onvoldoende houvast. In een onverwacht moment neemt Walbeek zich voor om uit te zoeken wat er speelt. Met dit gegeven begint het verhaal van Bram Zoon over een man die zoekt naar waarheid. Het boek bestaat uit drie delen en tien hoofdstukken. In het eerste deel blikt Jacob terug op zijn leven. Hij herinnert zich hoe, tijdens een logeerpartij bij zijn lievelingstante, zijn fascinatie voor wedstrijdfietsen en muziek ontstaan. Als zij overlijdt begint hij te vermoeden wat er speelt. Het heeft met het onveranderlijke in zijn, hét, mens-zijn te maken. Componist Robert Schumann en mystica Etty Hillesum zijn van grote invloed op dit deel. In het tweede deel wordt Jacob verliefd op Lea. Ze gaan samenwonen en worden geconfronteerd met onverwerkte aspecten van hun verleden. Een bezoek aan het planetarium van Eise Eisinga in Franeker levert nieuwe inzichten op. Direct na dit bijzondere moment wordt Jacob ziek. In de herstelperiode die volgt, komt hij tot een zelfonderzoek. Daarbij spelen een jeugdliefde, mijmeringen over Marcel Proust en een plaquette, die hij ooit van zijn moeder kreeg, een belangrijke rol. In het derde deel gaan Jacob en Lea op reis. Alles vloeit kort daarop tijdens een ziekenhuisopname ineen. Hij rondt zijn verhandeling over de evolutieleer van Charles Darwin af. Een Bach cantate blijkt van bijzondere invloed. Opeens doorziet hij de betekenis van de reliëf- vormige afbeelding. Een grote waarheid overweldigt hem en dreigt hem weg te vagen, te vermorzelen. Niet lang daarna, als zijn oude rivaal en vriend Marius Streefkerk sterft, komt Jacob tot de gezochte zuivering van zijn ziel en sluit hij vrede met zichzelf. Als Jacob Walbeek iets is, dan is hij een denker over het leven. Een man zonder geestelijke houvast of enige andere oriëntatie, iemand die al sinds zijn jeugd zoekt naar waarheid. Het gaat Jacob niet om een morele waardering van waarheid of onwaarheid. Dat heeft nadrukkelijk niet zijn interesse of voorkeur, omdat van een dergelijke zienswijze alleen maar ellende komt.
In een ziekenhuisbed, ver van alles wat zo vertrouwd voor hem is, ziet hij in dat de weg en de persoon van de zoeker onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden. Er is wat anders, een geestelijk keerpunt, nodig om zichzelf te kunnen vergeten en te accepteren.
Jacob komt erachter dat toeval en onwetendheid beslissender voor zijn leven zijn geweest dan zijn eigen hoogmoed. Walbeek beseft dat hij bij zijn zoeken traag en omzichtig te werk moet gaan en dat hij ruimte moet creëren voor plotselinge onverklaarbare emotionele opwellingen in plaats van deze te onderdrukken.
©Bram Zoon 2012
|