Autobio

Bram Zoon komt uit een gezin van zeven jongens en een meisje. Hij studeerde bedrijfs- en organisatiekunde in Rotterdam (EUR) en Utrecht (Master of Management Change). In december 2010 debuteerde Zoon met Gloed van Liefde, een egodocument. Twee jaar later volgden Egbert Reitsma: architect en kunstschilder en Hemelsplein, een novelle over de zoektocht naar waarheid van econoom Jacob Walbeek. In 2014 verscheen De rots van Calpe, waarvan nog datzelfde jaar een tweede druk verscheen. In datzelfde jaar werd Glow of Love bij America Star Books gepubliceerd. In juni 2015 kwam De illusie van de zelfbepaling uit, een bundeling van filosofische essays; prof. dr. Frans Jacobs schreef het voorwoord. September 2018 kwam de novelle Villa Minerva – Kroniek van een dagboekschrijver uit bij Brave New Books (paperback en ebook). Maart 2020 verscheen het essay Kabinet van Heidegger. In 2021 verscheen een heruitgave van Hemelsplein.

Als jonge man vestigt Zoon zich na omzwervingen in de Maasstad. ‘Daar ontmoette ik mensen die van groot belang zijn geweest voor mijn ontwikkeling. Iemand vroeg me in dit verband hoe ik aankijk tegen mijn achtergrond en de personages in mijn boeken. Dit was mijn reactie: “Natuurlijk weet ik wel dat onze geschiedenis niet in zo’n kort bestek als hierboven kan worden uiteengezet, het zijn slechts uiterlijke kenmerken. Als we naar ons leven en achtergrond kijken, gaan we al snel inzien dat er veel eerder sprake is van een labyrint, een moeilijk doordringbaar doolhof van op elkaar inwerkende krachten. Een lastig te ontwarren samenspel van ontwikkelingen, (grote en kleine) gebeurtenissen en een verschuivende tijdgeest. De vraag in welke mate we het verleden nodig hebben om nieuwe stappen te zetten of wegen in te slaan is eigenlijk veel interessanter en boeiender dan de vraag naar het verleden als zodanig. Het gaat hierbij om een afweging van wenselijk-, mogelijk- en haalbaarheden, niet alleen van onszelf, maar ook hoe de anderen dat waarnemen en beoordelen. Het draait dan meer om wat vastligt, bewegelijk en voorhanden – zinvol is. Steeds moeten we deze kwesties op enigerlei wijze op elkaar zien te betrekken om tot een ervaring van onze ‘stand van zaken’ te komen. Daarbij moeten we vooral niet een al te grote broek willen aantrekken of onszelf triomfantelijk op de borstkloppen, alsof het steeds onze eigen verdienste is. Veel valt ons immers toe, het is niet een rechtlijnig bewustwordingsproces of een -beweging waar we zomaar rechtstreeks en onbelemmerd invloed op kunnen uitoefenen. Het is ook niet een pleidooi om alles maar te laten gebeuren, de boel de boel te laten zijn, het is de kunst en gave om beide te combineren, die van gedoseerd stilzitten, gelaten afstand te nemen en actief zijn. Zo probeer ik mezelf en vooral mijn personages te zien.”’

© M. Faro (2018)